In 2006 debuteerde de Duitser Florian Henckel von Donnersmarck met de film “Das Leben der Anderen”. Een film die de Oost-Duitse politiestaat weliswaar een menselijk gezicht geeft, maar ook een ontluisterend en beklemmend beeld schetst van een land waar de inlichtingen en veiligheidsdienst de STASI alle aspecten van het dagelijks leven van de burgers in de gaten hield.
De STASI had 300.000 mensen nodig, 90.000 medewerkers en ruim 200.000 informanten, om een bevolking van 16 miljoen Oost-Duitsers volledig te controleren. Na de omwenteling in 1989 werd het STASI archief geopend voor Duitse burgers; de tastbare vrucht van alle inspanningen in de vorm van 111 kilometer papieren dossiers en 1,7 miljoen losse foto’s en video- en geluidsopnamen.
Waar Hitler en Stalin nog inzetten op naakte repressie, moord, massale terreur, zette de Oost-Duitse regering avant-garde zeer succesvol in op massale informatieverzameling. Hierdoor ontstond bij de bevolking een Orwelliaans gevoel; het gevoel dat je ieder moment en overal in de gaten gehouden wordt. Dat werkte verlammend en veranderde vrije burgers in bange, gehoorzame collectivisten en conformisten.
“In Nederland genieten de burgers, onder artikel 10 van grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in principe bescherming van de persoonlijke levenssfeer tegen dergelijke ingrijpende praktijken. Echter, op deze rechten mag door de staat wel inbreuk gemaakt worden op grond van wettelijke bepalingen; de Wet Inlichtingen en Veiligheidsdiensten (WIV) is zo’n wettelijke bepaling.”
Op grond van de WIV mogen de inlichtingendiensten nu “niet-kabel gebonden” telecommunicatie en, uitsluitend op basis van toestemming voor een specifiek onderzoek, “kabel gebonden” telecommunicatie afluisteren, waaronder internetverkeer. De inzet van deze bevoegdheden is, los van allerlei specifieke regels en waarborgen, ingekaderd met een algemene toets van de proportionaliteit en subsidiariteit; dat wil zeggen, is het middel echt nodig, worden de belangen van het doelwit niet onevenredig geschaad en kan het niet met minder ingrijpende middelen? Hiermee is getracht een zekere mate van balans te vinden tussen veiligheid en burgerrechten die past in een democratie.
Echter, niet voor iedereen is deze balans tussen veiligheid en burgerrechten een gegeven. Op 13 juni 2013 gaf CDA-strateeg Jack de Vries in een interview met Trouw aan “Het leven in een veilige samenleving valt of staat met de bereidheid van haar burgers om hun privacy in te leveren” en “De veiligheidsdiensten zouden hun plicht verzaken als ze niet in kaart zouden brengen wat mensen online allemaal uitspoken. Het is het recht van de overheid om die middelen te benutten die ze kunnen inzetten ten gunste van onze veiligheid”.
Daar waar de STASI nog 300.000 mensen nodig had om de communicatie tussen mensen in kaart te brengen, heeft de technologische ontwikkeling sinds 1989 een enorme sprong gemaakt waardoor het in kaart brengen van alle internetcommunicatie tussen burgers met nog geen honderd man mogelijk is geworden. Na het plaatsen van apparatuur op de grote internetknooppunten van Nederland, is het filteren van alle internetcommunicatie, zoeken op persoonsgegevens, adressen en trefwoorden in berichten technisch gezien, ondanks de enorme volumes, geen enkel probleem. Deze technologie bestaat en kan eenvoudig aangeschaft worden.
Wanneer je je ongemakkelijk voelt bij de gedachte dat de staat, gegeven de huidige politieke steun in de tweede kamer, voornemens is om onder het mom van jouw eigen veiligheid deze technische infrastructuur daadwerkelijk te gaan realiseren, dan kun je tot 1 september 2015 nog reageren op de open internconsultatie over dit wetsvoorstel op www.internetconsultatie.nl/wiv.