De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) was nog wel zo genuanceerd geweest in haar Verkiezingsagenda 2021. Ja, ze agenderen helaas toch weer een onderzoek naar de mogelijkheid om elektronisch te stemmen. En suggereren dat blockchain technologie kan helpen bij het ondersteunen van het verkiezingsproces. Maar ook doen ze behartigenswaardige oproepen voor kleinere, hanteerbare stembiljetten, het elektronisch tellen van de stembiljetten, en een oproep om de kwaliteit van de stembureauvoorzitters en stembureauleden te verbeteren.

Nee, dan de burgemeester van Eindhoven, vier Limburgse burgemeesters, chef parlement van het AD Hans van Soest en kamerlid Koopmans (VVD). Allemaal roepen ze hartstochtelijk op om toch vooral weer elektronisch te gaan stemmen. Want “[h]et is bizar dat we in een tijd waarin de overheid alles digitaliseert en beweert dat alles veilig kan, niet in staat zouden zijn om veilig elektronisch te stemmen.”.

Nou ben ik niet zo naïef om te denken dat alles veilig kan. En ik denk ook niet dat de overheid dat beweert. Maar, eerlijk is eerlijk, ook ik vond het tien jaar geleden een gotspe dat we wel met z’n allen elektronisch konden telebankieren, maar niet elektronisch zouden kunnen stemmen. Maar een aantal pittige discussies met tegenstanders brachten me alras op andere gedachten.

Waarom is elektronisch stemmen toch zo’n slecht idee, zelf als we al onze andere zaken digitaal regelen? De essentie is dat verkiezingen aan een aantal waarborgen moeten voldoen die, zeker digitaal, lastig tegelijkertijd te realiseren zijn. Zo moeten verkiezingen extreem veilig zijn, maar tegelijkertijd het stemgeheim waarborgen. Er moet een ‘harde knip’ zitten tussen aan de ene kant het betrouwbaar vaststellen van de kiesgerechtigdheid, en het vervolgens anoniem uit kunnen brengen van de stem. Daarnaast is een fout in een verkiezing niet terug te draaien. En tenslotte moeten verkiezingen transparant en voor iedereen controleer zijn. Het systeem moet zeg maar in Rusland of Turkije werken zonder dat het de huidige machthebbers te gemakkelijk maakt om met de uitslagen te knoeien. En het moet niet beïnvloedbaar zijn van buitenaf.

Dat betekend in essentie dat voor verkiezingen het papieren proces leidend moet zijn. Digitale ondersteuning kan, en is wellicht wenselijk, maar kan niet dit papieren proces vervangen of naar de tweede rang verbannen. Ieder systeem waarin het papieren proces niet leidend is, en waarin een uitgebrachte stem digitaal wordt geregistreerd, maakt dat de kiezer op technologie moet vertrouwen om te controleren of de stem die hij of zij wil uitbrengen ook inderdaad correct geregistreerd is.

Jazeker, handmatig tellen is onnauwkeurig. Maar dat weten we omdat we kunnen hertellen! Als een stemcomputer een fout maakt bij het registreren van de stem, dan komen we daar nooit achter. Daarbij moeten we wel een duidelijk onderscheid maken tussen elektronisch stemmen en elektronisch tellen, wat overigens ook in de huidige discussie helaas niet gebeurd. Bij elektronisch tellen wordt de stem (eventueel met behulp van een stemmenprinter) op papier uitgebracht. Hiervoor wordt een papieren formulier gebruikt dat relatief gemakkelijk, na sluiting van de stembussen, elektronisch geteld kan worden. In dit systeem is het papieren proces nog steeds leidend, en kan er nog herteld worden. Sterker nog, dat moet (steekproefsgewijs) om te controleren dat de stemmentellers wel eerlijk tellen.

Nogmaals, eerlijk is eerlijk. Soms fluistert dat duiveltje ook mij weer in het oor: “Het kan toch niet zo zijn dat…?”. Maar dan tel ik tot tien en denk ik nog weer eens goed na en dan weet ik dat het toch echt niet anders kan. Ook al doen we alles digitaal, stemmen moet met papier en potlood.

P.S. Ik was lid van de Commissie onderzoek elektronisch stemmen en tellen (Commissie Van Beek).

 

Bron: Blog Jaap-Henk Hoepman